door Marcel Barnard
Deze blog schrijf ik terwijl het grote Oude Kerkorgel via headphones in mijn oren klinkt. En in gedachten voltrek ik even die wekelijkse rite de passage: ik stap vanaf het Oude Kerkplein over de drempel het torenportaal binnen, onder het majestueuze orgel door, de sereen verlichte kerkruimte in. Tegelijkertijd bepalen die vertrouwde orgelklanken me bij het besef dat ik nu op zondagmorgen niet naar de kerk kan, niet even de typische geur van het gebouw kan opsnuiven, en niet even over de koude grafstenen en onder de warme houten kap kan ronddwalen, niet even mijn hand op die door de eeuwen glad gesleten koorbanken kan leggen, voordat ik een zitplaats zoek.
Ik mis dat moment waarop de organist zijn spel gespeeld heeft en een geladen stilte het gebouw tot in zijn verste hoeken vult. Het moment dat dan de sonore torenklok, zonder enige haast omdat zij alle tijd heeft, met het ijzeren ritme waarin zij al eeuwenlang het voortschrijden van de uren aangeeft, slag voor rustige slag haar elf slagen slaat. Dat dan iedereen opstaat en uit een van de kapellen de ijle koorzang van de introïtus opstijgt. Het orgelspel, de slagen van de klok en de opening van de intochtszang, — het bereidt ons alles voor op dat moment dat we, min of meer op adem gekomen, eindelijk, als gemeente ook onze longen vol mogen zuigen om, aanvankelijk aarzelend, onze stem te verheffen en zingenderwijze binnen te trekken in de orde van de Messias, in de kringen van de God van Israël, in het landschap van de Schriften.
Alle goede bedoelingen en mooie praktijken van gestreamde of vooraf opgenomen vieringen ten spijt, die lijfelijke ervaring kun je wat mij betreft via het beeldscherm niet oproepen. Liturgie is voor mij een lijfelijke ervaring waarin al mijn zintuigen meedoen. Met de adem uit mijn longen, de trillingen van mijn stembanden, de ligging van de tong en de stand van de lippen, luisterende naar organist, cantor, cantorij en elkaar vallen we in de lofzang in, om God de troon te bereiden waarop Hij zit (zoals de Psalm zegt). En dan weet ik het weer: al zingende worden we zo één lichaam – het lichaam van Christus, zegt Paulus in een gedurfde theologische greep. Zo worden we gemeente, zo worden we kerk, iedere week weer — het ontroert me zelfs als ik het nu thuis opschrijf.
Is er dan geen kerk in coronatijden? Toch wel, dacht ik zo. De kerk is immers, zoals de geloofsbelijdenis zegt, “de gemeenschap der heiligen”. En die gemeenschap kunnen we via de moderne multimedia die ons ter beschikking staan voor een belangrijk deel ook in stand houden. Dat moeten we dus vooral doen. Maar ik mis iets, het lichaam van Christus blijft virtueel, het wordt me te weinig concreet. We kunnen elkaar de hand en het brood en de beker niet reiken. Van een beeldscherm kan ik niet eten. Het is een tijd van eucharistisch vasten. Onze hand kan het sacrament niet ontvangen, onze mond het niet smaken. We kunnen niet luisterend naar elkaar de lofzang zingen. Het heil van de Messias wordt te weinig concreet, het gaat me te weinig in de (ook dat, in die Oude Kerk: zo dikwijls) ijskouwe kleren zitten, het grijpt me niet bij de kladden.
Er zit maar één ding op: het zien uit te houden tot er betere tijden aanbreken. Dat is trouwens sowieso een basishouding in het geloof. Dit is het einde niet. We wachten een betere wereld waar helemaal niets van te zien is. Met Paulus: Als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.
(foto Vater-Müller orgel Oude Kerk: PJT)
Blog van de OudeKerkgemeente: korte, persoonlijk getinte stukken over dingen buiten of binnen de gemeente die belangrijk zijn of opvallen, geschreven op eigen verantwoordelijkheid.
Stuur reacties of inzendingen naar de redactie van de website: Elisabeth Boiten (muskebiis@gmail.com), Peter Lowie (p.lowie@upcmail.nl), Peter Tomson (pjtomson@xs4all.nl).