door Peter Lowie (16 maart 2020)
In de nacht van 6 juni 2019 heeft een zeer uitzonderlijke windhoos alle bomen die op het Oudekerksplein stonden weggerukt. Het water in de gracht werd opgestuwd als bij een mini tsunami en spoelde over de bruggen. Even maar: in minder dan acht minuten was het gebeurd. Het prachtige door oude bomen gefilterde licht is verdwenen. Dat kan wel weer honderd jaar duren voordat dat terug is. Tranen met tuiten!
Alle bomen in Amsterdam zijn in kaart gebracht en zijn in bezit van de gemeente Amsterdam. De grootste boom die voor de deur van pand 13 stond is als volgt geregistreerd: Boomnummer 340228 Soortnaam Ulmus hollandica ‘Belgica’ Boomtype: Boom niet vrij uit groeiend Boomhoogte 18 tot 24 meter Plantjaar 1920. Op deze wijze was elke boom die op het plein stond stond omschreven.
Op 4 oktober 1992 stortte de LY-1862 van EL AL neer op de flats Groeneveen en Klein Kruitberg in de Bijlmermeer. Daar wordt tot op de dag van vandaag een herdenkingsbijeenkomst gehouden rond ‘De boom die alles zag’. Hier wordt de boom een ziel toegekend en een geheugen. Wij aardwormen zullen nooit weten of ook het majestueuze schepsel ‘de Ulmus’ een ziel had en een geheugen. Eerlijk gezegd denk ik van wel.
Wij, als kerkbezoekers van de Oude kerk hebben maar al te vaak onder het door bladeren prachtig gefilterde licht mogen vertoeven. Haar in volle bloei gezien in het vroege voorjaar (het paasfeest), daarna getooid met een dichte bladerpracht (de heerlijk warme zomertijd). Dan in de herfst kleurde ze geel (onze adventstijd) en tenslotte stak ze haar kale vingers naar de hemel uit (Allerzielen, Voleindingszondag en koude winterochtenden). Om dan net als in de kerk weer het voorjaar de laten uitbreken en de cyclus opnieuw kon beginnen. Elk jaar hetzelfde, Ieder jaar anders…
Wij die nu leven waren er getuigen van en met ons allen die ons voorgingen. Ulmus heeft het allemaal gezien en het volgende stukje heeft zij mij geschreven toen ik een paar grote stukken van haar hout in de open haard legde. Ik wilde u dit niet onthouden.
‘Het was raar warm. De hele week al. Het voelde niet goed en ik vroeg me af of dat door mijn leeftijd kwam. Tenslotte word ik volgend jaar 100. Ik weet nog goed dat ik in 1920 op het plein werd neergezet. Ik ben in die honderd jaar diep geworteld op het prachtige Amsterdamse plein. Al na een maand was ik verliefd op de klokken die in de toren sloegen. De tijd, het carillon maar het mooiste vond ik toch altijd de luidklokken. Op zondagochtend als de mensen naar de kerk gingen ritselden mijn bladeren op het ritme van het gelui. De lucht trilde en ik trilde mee. Zo rond tien uur op zondagmorgen liep het plein vol met mensen die naar de kerk gingen. Ik zag ze komen, met honderden tegelijk. En ik zag ze weer gaan als de diensten waren afgelopen. Het plein stond vol met koetsen waar ongeduldige paarden voor stonden. Na de zondagavonddienst keerde er een prachtige rust over het plein waarbij het geritsel van mijn bladeren de stilte een vroom accent gaven. Op weekdagen was het anders. Dan liep het plein vol met matrozen en dames van lichte zeden en ook in de kerk was veel te beleven. Rijke kooplieden met bonte kleding deelden er de lakens uit en niet zelden werd ook de doodsklok geluid. Met zware donkere tonen sloeg de doodsklok een brug naar het hiernamaals. Zwarte koetsen met paarden ervoor die zwarte kappen en dekens droegen werden opgesteld in de richting van de gracht. Als de koetsen in beweging kwamen hoorde je alleen de korte bevelen die de koetsiers aan de paarden gaven. In een zwijgend ritme vertrokken de koetsen. De jaren gingen voort en ik had alle tijd om de adem van de stad te voelen.
‘Toen ik ongeveer twintig jaar was, veranderde het straatbeeld en werd het plein bevolkt door mannen in vreemde uniformen. Het werd stil op straat, behalve op zondagmorgen. Dan liep het weer vol met kerkgangers die vaak in kleine groepjes ernstig met elkaar stonden te praten. Na enige tijd veranderde dat en de uniformen verdwenen. Het werd drukker en drukker op straat. Vooral op zondagmorgen. Het was 1951 en niet zelden gingen er wel duizend mensen onder mijn kroon door en liepen de kerk binnen. Door de gebrandschilderde ruiten kon ik hun gezang horen. Het was mooi en het orgel trilde mijn bladeren los.
‘Ik hield van de zondagmorgen. Net zoals ik van de seizoenen hield. De mensen die de kerk bevolkten kwamen het hele jaar door. In de zomer licht gekleed en in de winter met dikke jassen aan. Huiverend namen ze dan afscheid van elkaar zo rond half een. In de middag. Het was fijn om te zien. Meestal als ze weg waren viel ik in slaap en droomde van verre wouden.
‘Naarmate de jaren vorderden veranderde het plein. Er werden terrassen onder mijn bladeren neergezet en luidruchtige personen schreeuwden en dronken bier. Dag en nacht. Van de mensen die naar de kerk gingen was niet veel meer over. Ik ben niet goed in schatten van aantallen maar ik denk zo rond de honderd. Er leek wel iets in de lucht te hangen. Niet zelden keek ik verlangend uit naar een stevige regenbui om mijn bladeren schoon te spoelen. Er zat vaak iets kleverigs op. De nachten werden steeds onrustiger en het leek wel of het elke zomer warmer werd. Ik kan daar niet zo goed tegen, en voelde me de laatste tijd wat licht in mijn kruin. Er waren wel nog steeds mooie momenten. Vooral het gelui van de klokken was heerlijk. Als de lucht trilt tril ik mee en voel eeuwige onsterfelijkheid. Het geluid verdwijnt in onbegrijpelijk verre verten. Elke slag opnieuw. Het gaf mij moed en vertrouwen.
‘En dan: een gekke dag. En een fatale nacht. Het was raar warm. Mijn bladeren plakten tegen mijn stam en ik hoorde een hele diepe brom. Eerst dacht ik nog aan een groot schip op het IJ. Die trokken op oudejaarsavond ook allemaal hun toeters open. Een beetje eng die brom. Uit oer ben ik geboren en ik herkende de boze brom van de dood. Deze brom was het einde. Ik voelde hoe de wind mij greep en mij met alle macht omhoog trok. Ik zette me schrap en de pijn aan mijn wortels was onbeschrijfelijk. Ik huilde en loeide terug maar de wind grijnsde alsof hij genoot van mijn weerstand. Alles draaide om mij heen en ik hoorde de doodsklok drie keer slaan. Deze keer voor mij. Alles om mij heen werd licht en ik voelde niets meer. Alleen een raar soort warmte…’
(foto PJT)
Blog van de OudeKerkgemeente: korte, persoonlijk getinte stukken over dingen buiten of binnen de gemeente die belangrijk zijn of opvallen, geschreven op eigen verantwoordelijkheid.
Wil je reageren, meeschrijven, of meer weten over de blog, neem dan contact op met Elisabeth Boiten (muskebiis@gmail.com) of Peter Tomson (pjtomson@xs4all.nl) van de redactie.