door Guido Hoogewoud (11 april 2019)
het Koor voor en na de Alteratie
Voor de Alteratie was het Hoge Koor het schitterende centrum van de liturgie. Het werd gesierd door het altaarstuk van Jan van Scorel en Maarten van Heemskerk uit 1525 en 1537. Na de vernieling in 1566 schilderde Pieter Aertsz. een nieuw altaar, volgens Carel van Manders Schilderboeck een ‘groot, heerlijck en seer constigh werck, seer gloeijende en van naackten en wel gecoloyeert’. Het werd in mei 1578 verwijderd.
Het Koor stond ook in de gloed van gebrandschilderd glas, die nog tot in de achttiende eeuw voortduurde. De zeven gekleurde ramen waren geschonken door erfprins Philips, later koning Philips II, en de prins van Oranje. Ze stelden de ‘Vita Christi’ voor, te beginnen met, aan de noordzijde: de Kruisiging en ‘de profeet Jona in zee geworpen’ (tegenbeelden uit het Oude en Nieuwe Testament), de Graflegging en de Opstanding; en aan de zuidzijde, tegenover de Kruisiging, de Hemelvaart; in de koorsluiting de twaalf apostelen. Aan deze cyclus herinnert het gespaard gebleven gebrandschilderd glas in de Mariakapel met de Aankondiging, de Aanbidding en het Sterfbed van Maria (een apocrief verhaal).
Na de Alteratie bleef het Hoge Koor verweesd achter, al bleef het gelukkig gespaard voor het lot van kerken elders, waar het koor na de Reformatie werd gedegradeerd tot rommelhok. In de Oude Kerk werd het Koor een ‘trouwkerk’, met een kleine preekstoel in de koorsluiting, de fraai gemarmerde kuip die nu ‘in opslag’ is. Door verlaging van het vloerniveau en sluiting van het koorhek veranderde de laatmiddeleeuwse ruimte voor het Getijdengebed in een huiselijke, enigszins Rococo aandoende ‘kerk in de kerk’, weliswaar met handhaving van de koorbanken. Sierlijke vleugeldeuren tegenover de kosterij, een negentiende-eeuws tapijt over de grafzerken en twee knielbanken– nu in de Spiegelkamer de ondertrouw van Rembrandt verbeeldend – zouden dit beeld completeren. De lofzang bleef dus klinken bij de huwelijkssluitingen, wellicht begeleid door het transeptorgel, en zeker na de demontage van dat instrument in 1825 op het grote orgel, uit de verte.
de “trouwkerk” in het Koor, foto: Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, ca. 1950, 052141
restauratie en nieuwe liturgie
Tijdens de restauratiewerkzaamheden tussen 1955 en 1978 was de Oude Kerkgemeente “op pelgrimage” door de kerkruimte, omdat steeds een ander deel van de kerkruimte moest worden afgesloten. In 1978 was bij de voltooiing van de eerste grote kerkrestauratie een rustpunt bereikt. De immense en toch menselijke ruimte van de Oude Kerk was ontstaan, die door Milan Kundera enkele jaren later omschreven zou worden als ‘een hangar, die geen andere functie heeft dan het gebed van de gelovigen te beschermen tegen regen en sneeuw’(De ondragelijke lichtheid van het bestaan,Weesp, Baarn, 1985, 7).
Hoe de lofzang zich nu meer in de ruimte ging begeven, lezen we in Jan Konings ‘In Memoriam’ voor dr. Johan van Beusekom. Deze predikant, die na het tumultueus vertrek van de wijkpredikant door de Algemene Kerkeraad werd benoemd, wist de bijna gedoemde Oude Kerkgemeente tot nieuw leven te wekken. De Oude Kerk als wijkkerk van de oude binnenstad behoorde tot het verleden; in het ‘Citywerk Oude Kerk’ zou nu de zondagse eredienst in het teken staan van een nieuwe liturgie volgens een gezongen, ‘katholieke’ (‘algemene’) orde. Van Beusekom schreef of vertaalde voor deze liturgie de motetten en passies van Willem Vogel, die – een volgende belangrijke vernieuwing – in 1974 met de Sweelinckcantorij in de Oude Kerk was komen zingen omdat de Nieuwezijds Kapel gesloten werd.
de lofzang terug in het Hoge Koor
De herbouw in 1964 van het transeptorgel lijkt in terugblik beslissend voor de herleving van de dienst in het Koor. Hoewel bedoeld als reconstructie van een node gemist concertinstrument, bleek het transeptorgel onmisbaar als vervangend instrument tijdens de kerkrestauratie, evenals nu, tijdens de huidige restauratie van het Vater-Müllerorgel. Voor de preekdienst ‘oude stijl’ was het transeptorgel niet nodig, maar het bood wel een unieke mogelijkheid voor een nieuwe vorm van het Getijdengebed.
Het antwoord op de vraag of de terugkeer van de lofzang naar het Hoge Koor een bewuste keuze was, ligt besloten in de geschiedenis van de restauratie. Nauwgezet archivalisch en bouwhistorisch onderzoek hield gelijke tred met, en gaf richting aan, de uitvoering van het werk. De reconstructie van het oorspronkelijk hogere vloerniveau van het Hoge Koor en de opening van het koorhek betekende het einde van de trouwkerk. Wij kunnen ons afvagen of de Hervormde Gemeente c.q. de Oude Kerkgemeente in deze beslissing gekend was; tenslotte voerde het restauratiebureau en het Stichtingsbestuur, dat aanvankelijk mede was samengesteld uit de kring van kerkmeesters, de regie. Vondsten zoals de sporen van blad-beschildering op het koorbeschot leidden tot een reconstructie van het koorschot en de verwijdering van de rococo-vleugeldeuren. Het beeld lijkt oorspronkelijk, maar is van recente datum, mede omdat de koorgestoelten een andere opstelling kregen en er nieuwe misericordes toegevoegd werden met de portretten van Bernardina Bijtelaar en Willem Vogel.
Eenmaal geopend, noodden de deuren van het koorhek de gemeente uit om het Hoge Koor opnieuw te betreden. Zo staan nu de voorgangers, de cantor en de Sweelinckcantorij op de plaats van het hoogaltaar van Jan van Scorel en Maarten van Heemskerk. De kleurige tapijtschilderingen op de kolommen en de wierookzwaaiende engelen in de boog boven het voormalig sacramenthuis verbinden de herstelde Tafeldienst en Vespers met het pre-reformatorische tijdvak. De invoering van de wekelijkse Maaltijdviering onder leiding van ds Sytze de Vries in 2003 completeerde het glorieuze herstel van het Hoge Koor als centrum van ‘eucharistie’ – dankzegging.
Paasmorgen 2015, foto Harro Lowie
Literatuur:
B. Bijtelaar, De oude orgels van Amsterdam, het groot orgel van de Oude Kerk, van de Alteratie in 1578 tot de afbraak in 1723, Stichting Orgelcentrum, Leiden 1971
P. van Dael, ‘Ontheemde heiligen, altaarstukken en memorietafels uit oude kerken in Noord-Holland’, Oude Hollandse kerken 2016, 82, 11-23
Jan Koning, ‘In memoriam Dr. J van Beusekom’, in Quadraatschrift, maandblad van het Centrum voor Leren en Vieren, 2000
Carel van Mander, Het leven der doorluchtighe nederlandtsche en hoogduytsche Schilders, bijeen vergadert en beschreven door Carel van Mander, Schilder, Alkmaar 1604, p. 243 (zie ook de uitgave van de Wereldbibliotheek: Het schilder-Boek van Carel van Mander, Amsterdam 1946, p. 117.)
Guido Hoogewoud, lid van de Oudekerkgemeente, is architectuurhistoricus en gepensioneerd conservator van het Stadsarchief.
Blog van de OudeKerkgemeente: korte, persoonlijk getinte stukken over dingen buiten of binnen de gemeente die belangrijk zijn of opvallen, geschreven op eigen verantwoordelijkheid.
Wil je reageren, meeschrijven, of meer weten over de blog, neem dan contact op met Elisabeth Boiten (muskebiis@gmail.com) of Peter Tomson (pjtomson@xs4all.nl) van de redactie.