door Hans Firet
In het Amsterdam-Zuid van de jaren ’60 en ’70 waren de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging altijd in de buurt. Als kind realiseer je je dat niet en was heel veel doodgewoon. De dames met tulbandhoedjes en een zwaar Duits accent die bij de bakker challes bestelden en bij café Beethoven aan de Kaffee und Kuchen zaten, de mannen die op zaterdag in zwart pak en met een zwarte hoed op lopend naar de synagoge gingen, de jongens met keppeltjes: ze hoorden bij de wereld van m’n jeugd, net als zoveel andere dingen.
Pas later hoor je dat in de mavo op de Gerrit van der Veenstraat de SD huisde en dat daar vreselijke martelingen plaatsvonden. Zo vreselijk dat de naam van de straat, Euterpestraat, genoemd naar de muze van de muziek, zo afschrikwekkend klonk dat die een jaar na de oorlog is omgedoopt en genoemd naar een verzetsman. Daartegenover, aan het eind van onze straat, had in een ander schoolgebouw de Zentralstelle für jüdische Auswanderung gezeten, in 1944 gebombardeerd door de Britten. Daar werden joden verzameld, die ’s nachts met speciale trams werden weggevoerd vanaf tramhalte Beethovenstraat. Naar een plek waar ze zich geen voorstelling van konden maken. Dezelfde tramhalte die voor mij als kind het beginpunt was van tripjes naar ‘de stad’, een totaal andere wereld, zo vlakbij maar ook zo ver weg, in vergelijking met het vreedzame, welvarende Zuid.
Mijn eerste bewuste kennismaking met het oorlogsverleden van onze buurt was het monument op de hoek van de Apollolaan en de Beethovenstraat. Drie beelden van mannen die naast elkaar staan. Het hele jaar door een van onze speelplekken, maar op vier mei de plaats waar de buurt bij elkaar kwam om samen twee minuten stil te zijn. Zolang ik me kan herinneren, ben ik daar vrijwel elk jaar bij geweest. Ook toen ik later in andere buurten van de stad woonde.
Het is een eenvoudige plechtigheid, met als afsluiting het spelen van de taptoe, twee minuten stilte en het zingen van het Wilhelmus. Voorafgegaan door een korte toespraak van een meer of minder bekend iemand, en sinds een aantal jaren twee gedichten voorgedragen door kinderen. Elk jaar hetzelfde. Een vaste liturgie, verpletterend van eenvoud.
23 oktober 1944, laat in de middag. Een knokploeg van het verzet probeert de beruchte officier van de Sicherheitsdienst Herbert Oelschlägel te ontvoeren door hem met chloroform te bedwelmen. De SD’er is geïnfiltreerd in het verzet, en de ontvoerders willen te weten komen wie zijn informanten zijn. Hij verzet zich zo hevig dat er een handgemeen ontstaat, waarbij Oelschlägel wordt doodgeschoten. De daders ontkomen.
De reactie van de Duitse bezetter is onverbiddelijk. De volgende ochtend vroeg worden 29 willekeurige gevangenen uit hun cel in het huis van bewaring Weteringschans gehaald, het gebouw dat we tegenwoordig De Balie noemen. Ze worden naar het kruispunt Apollolaan/Beethovenstraat gebracht. De 29 gevangenen, in leeftijd variërend van 18 tot 70 jaar, worden geëxecuteerd, terwijl voorbijgangers worden gedwongen toe te kijken. Hun lichamen blijven twee dagen liggen als afschrikwekkend voorbeeld. Twee villa’s ertegenover worden in brand gestoken. Pas jaren later worden daar nieuwe huizen geplaatst, aan de architectuur is duidelijk te zien dat ze niet in het originele straatbeeld thuishoren.
(foto HF)
Meteen na de bevrijding wordt de plek een van de vele gedenkplaatsen waar op 4 mei de oorlog herdacht wordt. Pas in 1952 wordt de beeldengroep onthuld. Voor mij en mijn familie een plek waar we elke vierde mei weer naartoe getrokken worden. Eerst het indrukwekkende trompetgeluid van de taptoe. Dan zijn we twee minuten stil. Ik weet nooit goed waaraan ik dan moet denken. Er is altijd wel een huilend kind, een zingende vogel of een brommer in de verte die je afleidt. Maar toch, een oorverdovende stilte. Afgesloten door het prevelend zingen van het eerste en het zesde couplet van het Wilhelmus: ‘…de tirannie verdrijven, die mij mijn hart doorwondt’.
Daarna komt alles weer tot leven. De auto’s gaan rijden, je ziet bekenden van vroeger. ‘Hoe is het nu?’ ‘Nog met vakantie geweest?’ ‘Je dochter afgestudeerd? Wat vliegt de tijd.’
Maar dit jaar blijft het stil op de Apollolaan. Het coronavirus weet een traditie te verbreken die al sinds het einde van de oorlog bestaat. Zoals het coronavirus korte metten lijkt te maken met elke traditie die we kennen.
Wat nu met dodenherdenking? Ik ga waarschijnlijk ’s middags vast een bloemetje bij het monument leggen. En ’s avonds om acht uur? Kijken naar de koning op tv? Nee, dat is voor mij geen dodenherdenking. Ik denk dat ik maar gewoon twee minuten stil ben. Met dit jaar niets om me af te leiden. Misschien denk ik nu dan eindelijk eens aan alles wat er in de buurt van mijn jeugd is voorgevallen tijdens die donkere jaren. En aan die 29 mannen die zijn doodgeschoten, zomaar bij ons om de hoek.
* * *
De passage over de jodentransporten is ontleend aan Grete Weil, Tramhalte Beethovenstraat, Pandora 1982 (vertaald uit het Duits).
Blog van de OudeKerkgemeente: korte, persoonlijk getinte stukken over dingen buiten of binnen de gemeente die belangrijk zijn of opvallen, geschreven op eigen verantwoordelijkheid.
Stuur reacties of inzendingen naar de redactie van de website: Elisabeth Boiten (muskebiis@gmail.com), Peter Lowie (p.lowie@upcmail.nl), Peter Tomson (pjtomson@xs4all.nl).