door Guido Hoogewoud (4 april 2019)
Hoe de Oude Kerk er voor 1578 van binnen uitzag weten wij alleen uit schriftelijke bronnen. Hoe werd er gezongen in die kerk? We weten dat er 38 altaren waren aan de voet van de pijlers, devotieplekken waar zoals Bas de Melker schrijft ‘de ongeveer tweehonderd keer per week opgedragen missen een continu liturgisch spitsuur veroorzaken’. In het Hoge Koor voltrokken zich de heilige handelingen achter het koorhek; druk misbezoek, zoals in de negentiende en de twintigste eeuwse volkskerk, zal niet aan de orde zijn geweest.
voor en na de Alteratie
Tot 1578 werd in het Hoge Koor de lof van God op de zeven canonieke uren gezongen door het zogenaamde Zeven Getijdencollege. Een dergelijk college is gewoonlijk verbonden aan een kapittelkerk, maar werd in de vijftiende eeuw ook aan grote parochiekerken verbonden. Het Amsterdamse stadsbestuur stelde zowel aan de Oude Kerk als de Nieuwe Kerk getijdencolleges in, die door hun gerenommeerde zangers de status van de kerken en van de stad verhoogden. Het college zong de dagelijkse gebeden staande in de koorbanken, leunend tegen de opgeklapte zittingen met de misericordes. Eén jaar heeft de toen vijftienjarige Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1622) hen nog kunnen assisteren aan de beide orgels.
De Alteratie van 1578 maakte een eind aan deze geoefende koorzang. Daarentegen gaf de calvinistische godsdienstoefening een plaats aan de gemeentezang, begeleid door de voorzanger, het orgelspel inleidend op de gemeentezang vóór de dienst. Als stadsorganist excelleerde Sweelinck in de middag- en avondbespelingen die hem tot de wijd en zijd vermaard orgelmeester maakten. Sybrandt van Noordt (1659-1705) mocht na 1680 de gemeentezang begeleiden; hij liet het orgel daartoe uitbreiden. Jacob Potholt (1720-1782) verbeterde als organist van de Oude Kerk (1763-1782) de gemeentezang door een nieuwe harmonisatie van de psalmen.
een preekkerk
Het hier reeds eerder aangehaalde opschrift op het koorhek ‘Het misbruyck in Godes kerkck, allengskens ingebracht, is hier weer afgedaen in ’t iaer seventich acht’ herinnert aan de Alteratie van 26 mei 1578, eigenlijk een machtsgreep in het stedelijk bestuur. Al op 29 mei was de Oude Kerk door timmerlieden ontdaan van beelden en altaren; aanzienlijke families brachten kostbare inventarisstukken in veiligheid, zoals de nu tentoongestelde monstrans en het altaarstuk uit Kalkar. De ontstane lege ruimte zien wij afgebeeld op een tekening uit omstreeks 1650 van Jacob van Ruysdael: middenschip, omsloten door de pijlerbanken en het doophuis en vóór het koorhek stond de bank van de Prins van Oranje.
In de preekkerk had zich een centrum gevormd vóór de bestaande preekstoel, de ‘dooptuin’ die afgesloten was met het doophek en de voorlezers- en voorzangers-lessenaar. Janse schrijft over deze lege ruimte: ’…De maten en verhoudingen van deze architectuur (bleven) menselijk, waardoor deze ruimte, ontdaan van al die pracht en praal, de bezoeker nog steeds imponeert.’
De nieuwe lofzang, die van de gemeente, klonk voortaan in het middenschip tussen de preekstoel en de regeringsbanken. Tegen de schippijlers,op de plaats van de altaren, zetelden voortaan de burgemeesters, de regerende- en oud-schepenen, de kerkmeesters en de admiraliteit. En onder het grote orgel de regenten.
foto: De preekkerk, situatie omstreeks 1950
Stads-Archief Amsterdam, inv. no. 01200000471
Caspar Philips Jacobsz. bracht in 1784 het Heilig Avondmaal in beeld, zoals dat bediend werd vóór het koorhek. Nadat daar een kerkbank was geplaatst en de ring rond de preekkerk was gesloten, vond de bediening plaats in het middenschip vóór de preekstoel. Tot in de twintigste eeuw namen de deelnemers, op Goede Vrijdag en nog enkele keren per jaar, plaats aan lange, met wit damast gedekte schragentafels. Niet voor alle kerkgangers had dit gebeuren een vanzelfsprekende plaats in hun geloofsbeleving; dan verlieten zij direct na binnenkomst het kerkgebouw.
afbeelding: Caspar Philips Jacobsz. (1732-1789), De bediening van het Heilig Avondmaal bij de Hervormden, 1784.
Stads-Archief Amsterdam, inv. nr. 010094003748
de Hervormde kerkdienst
De orde van dienst in de ‘Gereformeerde’, later Nederlandse Hervormde Kerk genoemd, had een vast schema. Het begon met de klokken, die trouwens een spil in het stadsleven waren. Er werd geluid bij het openen en sluiten van de poorten, het begin en einde van werk, en het afkondigen van proclamaties. Tegen betaling kon ook voor de overledenen worden ‘overgeluid’, ongeacht de gezindten, dus bijvoorbeeld ook voor katholieken en Armeniërs. Zo luidde op 20 oktober 1621 de grote klok twee uren voor Jan Pieterszoon Sweelinck, tegen betaling van 20 gulden. Het klokluiden werd in 1795 verboden, maar in 1915 weer toegestaan. Dat was te danken aan de nieuwe katholieke kerken, die geen stadsbezit waren. Bij de bouw van de Vondelkerk liet architect P.J.H. Cuypers in 1870 met de klok de schaft van het werkvolk aankondigen. Van lieverlee ging men er ook de H. Mis mee aankondigen.
De voorlezing der Wet ging soms vooraf aan het inleidende voorspel van de organist; tussen de schriftlezingen en voor en na de preek zong de gemeente de door de predikant opgegeven psalmen of gezangen. De organist leefde zich uit in de voorspelen en naspelen, voor en na
de dienst en in het bijzonder voorafgaande aan de collecte. Kerkorganist Han Hoogewoud was de laatste die tussen 1941 en 1977 in deze orde de gemeentezang begeleidde. Uit mijn eigen jeugd herinner ik mij het volgende ritueel.
Bij de aanvang van de dienst in de Oude Kerk vormde zich vanuit de voormalige kosterij, nu de koffieschenkerij, een stoet: voorop de indrukwekkende gestalte van koster Heymen Westerveld, daarachter de ouderling van dienst en de diaken, en als laatste de dienstdoende predikant. De koster gaf de predikant een hand en nam aan de voet van de preekstoel plaats in een van de koorbanken, die uit de Nieuwezijds Kapel afkomstig waren. De predikant beklom de trap van de preekstoel, gaf de organist een teken – eerst een luide bel, later vervangen door een lichtsignaal – teneinde hem tijdig een afsluitend akkoord in zijn voorspel te doen kiezen, en na het uitspreken van Votum en Groet kon de dienst beginnen.
Het volgende ‘venster’ gaat over de kerk als ruimte voor nieuwe lofzang.
Literatuur:
H. Janse, De Oude Kerk te Amsterdam, bouwgeschiedenis en restauratie, Zeist/ Zwolle 2004. ook online: https://www.dbnl.org/tekst/jans353oude01_01/jans353oude01_01_0002.php
B. de Melker, ‘Burgers en devotie 1340-1450’, in W. Frijhoff e.a. (red.), Geschiedenis van Amsterdam, Amsterdam 2004, 303.
Guido Hoogewoud, lid van de Oudekerkgemeente, is architectuurhistoricus en gepensioneerd conservator van het Stadsarchief. De organist Han Hoogewoud was zijn vader.
Met dank aan Peter Tomson voor enkele tips.
Blog van de OudeKerkgemeente: korte, persoonlijk getinte stukken over dingen buiten of binnen de gemeente die belangrijk zijn of opvallen, geschreven op eigen verantwoordelijkheid.
Wil je reageren, meeschrijven, of meer weten over de blog, neem dan contact op met Elisabeth Boiten (muskebiis@gmail.com) of Peter Tomson (pjtomson@xs4all.nl) van de redactie.