door Simon van den Berg (15 februari 2018)
Zondag 28 januari werd in het Wertheimpark in Amsterdam, bij het Spiegelmonument van Jan Wolkers, de Holocaust herdacht en de bevrijding van Auschwitz. Op hetzelfde moment werd daar ook over gesproken tijdens de dienst in in de Oude Kerk. Ds. Hans Uytenboogaardt noemde de gebroken spiegels die een geschonden hemel uitbeelden (klik hier).
Niet lang geleden werd ik zelf onverwacht tot herdenken aangezet. Alsof ik door een adder gebeten werd. Ik las het boek In de ban van de tegenstander, van Hans Keilson (1909-2009). Deze Joodse arts vluchtte in 1936 naar het door hem veilig gewaande Nederland. Hier dook hij vanaf 1940 onder, o.a. in 1944 in Delft aan de rand van het Westplantsoen, niet ver van waar mijn stijfselkist stond. In dat park ben ik vrij zeker als baby nog in de lente van dat jaar rondgereden. Maar dit terzijde. Na de oorlog werd Keilson bekend als psychiater die kinderen met oorlogstrauma’s behandelde.
Hoe is het mogelijk dat dit destijds in ons land gebeurde: dat aan Joden werk werd ontzegd in beroepen of functies, dat onverholen werd meegewerkt aan het deporteren van Joodse medeburgers…? Wat wisten mijn ouders, heb ik het hun ooit gevraagd? Ik weet het niet meer.
De roman In de ban van de tegenstander speelt in de jaren ‘30 van het opkomende nazisme in Duitsland. Het verhaal is autobiografisch. De jeugdige ik-figuur groeit op in een Duits stadje en probeert te leven met een (zijn) ‘tegenstander’. Deze wordt slechts aangeduid met de letter “B”, in wie wij de politieke leider herkennen die in het roerige Duitsland van die tijd van zich doet spreken en uiteindelijk aan de macht komt.
De tegenstander heeft zich griezelig obsessief in Keilson’s gedachtewereld genesteld. Hij beseft heel goed waar die tegenstander op uit is, op de ontkenning en vernietiging van zijn wezen überhaupt, en misschien wel van zijn leven.
De angst bezorgt hem een beklemmende worsteling of hij in verzet moet komen. Mag het ‘Gij zult niet doodslaan’ dan worden overtreden? Zo expliciet wordt die vraag niet gesteld: het is een roman. Voor mij als lezer bereikt dit innerlijk conflict een dieptepunt in de volgende, schrijnende alinea. Hij was al zijn thuis ontvlucht, maar wist dat zijn oudjes – moeder was ziek, zìj konden niet weg – al een rugzak hadden gepakt voor het geval dat zij onverwacht opgehaald zouden worden. In een bijna Psalmische klacht richt hij zich tot de Eeuwige …
‘Mijn God, in het stervensuur van hem die u als vijand tegenover mij heeft geplaatst, vraag ik u uit een ootmoedig hart: waarom hebt u rugzakken geschapen waarmee u oude mensen op reis laat gaan door uw mooie wereld naar hun afschuwelijk einde? Waarom hebt u hen laten gaan en waarom hebt u toegelaten dat wij hen lieten gaan? U hebt mij een tegenstander geschapen, en ik begrijp zijn noodlot intenser sinds hij het mijne werd, beter dan ik ooit had kunnen vermoeden, maar waarom? Moet ik hem doden om niet door hem te worden gedood? Maar ik weet immers niet of hij niet toch een gesel in uw hand is. Waarom?
Ach, met de haat en met de wraak en ach, ook met de liefde is hier niets te beginnen. Merkt u dan niet dat u uzelf hebt gemaakt tot tegenstander van al degenen die u hun rugzak hebt laten pakken, en van allen die twijfelen? Merkt u niet dat wij niets anders meer kunnen doen dan ook u dood te slaan, heel gewoon dood te slaan zoals die ander, de tegenstander, om niet door hem te worden doodgeslagen, merkt u dat dan niet?’ (p. 201)
Sprakeloos. Huiveringwekkende logica.
Hans Keilson, In de ban van de tegenstander, Van Gennep, 2009
zie ook: Dagboek 1944, Van Gennep, 2014
Blog van de OudeKerkgemeente: korte, persoonlijk getinte stukken over dingen buiten of binnen de gemeente die belangrijk zijn of opvallen, geschreven op eigen verantwoordelijkheid.
Wil je reageren, meeschrijven, of meer weten over de blog, neem dan contact op met Elisabeth Boiten (muskebiis@gmail.com) of Peter Tomson (pjtomson@xs4all.nl) van de redactie.