door Els van Swol (18 november 2016)
Dat een gemis zo kan verdoven.
Want die wij deelden is er niet.
Hoe zouden wij het licht geloven?
Dat zijn drie regels uit het gedicht ‘Ikoon van Pasen’ van Sytze de Vries, dat voor op de liturgie van Paasmorgen 2002 in de Oude Kerk stond afgedrukt. Nog nooit heeft de Paascyclus mij zóveel gedaan als toen, in dat jaar. Mijn vader was kort ervoor overleden en alles werd overschaduwd door het gemis. Maar ik werd ook opgetild door de intense eenvoud van de diensten en het geloof dat daaruit sprak:
Hij komt ons bidden binnenlopen,
wordt onze bloedsomloop. Dit licht
kust vurig onze dagen open.
De Paascyclus heb ik nooit meer zo beleefd, doorleefd als toen. En eerlijk is eerlijk, dat komt niet alleen door de context van toen, maar daar zijn de later doorgevoerde veranderingen die in de liturgie werden aangebracht óók debet (of moet ik zeggen: credit?) aan. U kent ze wel: de gelegenheid die bijvoorbeeld wordt geboden om bloemen neer te leggen aan de voet van een massief houten kruis dat levensgroot in het koor staat opgesteld, met een dwaal erover.
Even dacht ik dat de Protestantse Kerk Nederland (PKN) in het rapport Kerk 2025 met de omschrijving ‘back to basics’ bedoelde dat de liturgie best van zulke extra’s zou mogen worden ontdaan. En mijn aandacht was getrokken. Maar laat de PKN dat nu helemaal niet bedoelen: die oefening om bij de eenvoud uit te komen slaat, lees ik in het rapport zelf, op de organisatie en de orde (lees: kerkorde) van het instituut! En daar heb ik het hier niet over.
Met één ding uit het rapport ben ik het echter hartgrondig eens: ‘Belangrijk is dat hier het gesprek over wordt gevoerd.’ En dan bedoel ik vooral over zoiets als de manier waarop de Paascyclus vorm heeft gekregen, iets dat ons allemaal op wat voor manier dan ook raakt, al dan niet iets (meer) te zeggen heeft. Om samen te ontdekken waarom je je wel of niet in een bepaalde setting van een dienst thuisvoelt.
Eerst gaan we het nog over de City Kerk hebben (22 november a.s.). Een ander keertje dan maar? We hebben nog tijd, want op weg naar Pasen zijn we eigenlijk altijd.
Nemen we dan meteen de extra’s mee waarmee in de loop der tijd de liturgie op zondag is aangevuld, zoals het Halleluja voor de lezing uit de Evangelielezing, en de acclamatie daarna? Niet dat er in principe niets bij zou mogen, maar misschien moeten we telkens eerst afvragen wat een verrijking is of kan zijn en wat afbreuk aan het geheel doet. Wat zei Goethe toch al weer? ‘In de beperking toont zich pas de meester.’
Els van Swol (Els’ blogs)