door Els van Swol (13 juni 2017)
Enkele weken geleden hoorde ik op de radio een uitvoering van het langzame deel uit de Italiaanse symfonie van Mendelssohn-Bartholdy. Niet zomaar een uitvoering, maar één waarin de melodie nu eens niet alleen glad was gestreken, maar door Seufzer (‘zuchten’ op dalende secundes) werd benadrukt. De omroeper vermeldde alleen dat het een uitvoering betrof door de Wiener Philharmoniker. Wie de dirigent was, liet hij in het midden. Ook de website van het onderhavige programma maakte de luisteraars niets wijzer. Maar ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat dit Sir John Eliot Gardiner moet zijn geweest, een in de barokmuziek met zijn talloze Seufzer gepokte en gemazelde dirigent, die dit stukje retorica zonder blikken en blozen overplantte naar de wereld van Mendelssohn.
Enkele dagen later zong de Sweelinckcantorij in de Oude Kerk het motet Ik ben de goede herder van Willem Vogel. Wat schetste mijn verbazing dat op het woordje ‘ben’ eenzelfde soort Seufzer klonk als in de symfonie van Mendelssohn. Toeval? Misschien, maar het hield maar niet op. Ruim een week later woonde ik in het Amsterdamse Concertgebouw een uitvoering bij van het Hoornconcert van Oliver Knussen. En waardoor wordt die solopartij gekenmerkt? U raadt het al: een dalende secunde! En nog weer een dag later – en dat is dan het laatste voorbeeld – was op de radio een rechtstreekse uitvoering te horen van de Fantaisies Symphoniques (de zesde symfonie) van Bohuslav Martinu. Volgens de VPRO Gids een half uur bestaande uit één en al secundes.
Vier keer achter elkaar, als de uithoeken van de aarde – dat zet aan het denken. Een paar overeenkomsten zijn er wel te bedenken: de melancholie die de dalende secundes ademen in het langzame deel van Mendelssohns Italiaanse symfonie. Een gevoel dat opkomt wanneer je er als toerist in Italië van bewust bent, en je realiseert dat zo’n arcadische, zonnige sfeer als op de foto (Assisi) of in de muziek niet altijd zo kan blijven en je eens weer naar huis moet, naar de dagelijkse werkelijkheid. En ook in het motet van Vogel was natuurlijk sprake van een landelijke sfeer, van een herder. Een goede herder wel te verstaan. En dan het Hoornconcert van Knussen: daar worden de secundes niet voor niets gespeeld door een romantisch instrument bij uitstek: de hoorn.
Dat is allemaal leuk en aardig, maar het brengt me toch nog niet in het hart van de Seufzer. Martin Kaaij probeert er in de VPRO Gids ook dichterbij te komen. Over de trompetmelodie bij Martinu schrijft hij bijvoorbeeld: ‘De één hoort er dreiging in, de ander weemoed, de volgende smartelijk lijden.’ En nog een stap verder: ‘muziek die in verband wordt gebracht met de Koude Oorlog, Martinu’s gedwongen ballingschap in Amerika, zijn verlangen naar zijn geliefde Tsjechië, de opmars van de modernisten en het verraad van de critici die zijn behoudende muziek de rug toekeerden.’ Maar hij kan niet anders dan concluderen dat je de secundes tot je moet laten spreken. Wat zeggen ze mij?
Wat die secundes in het motet van Vogel mij probeerden te laten ervaren, is dat Jezus van Nazareth niet alleen een goede Herder is, maar ook over wat Hem te wachten staat. Ik moest, toen die secundes me enkele weken vergezelden en gezelschap kregen van Knussen en Martinu, denken aan wat Maria de Groot in haar mooie studie over het Evangelie van Johannes, Messiaanse ikonen, schreef over de ‘Ik-ben’-woorden: dit zijn ‘in het Johannesevangelie te isoleren eenheden (…) waarin het evangelieverhaal in zijn geheel weerkaatst.’ Zoals een kiemcel in de muziek. Wat twee dalende noten al niet vermogen op te roepen!
Blog van de OudeKerkgemeente: korte, persoonlijk getinte stukken over dingen buiten of binnen de gemeente die belangrijk zijn of opvallen, geschreven op eigen verantwoordelijkheid.
Wil je reageren, meeschrijven, of meer weten over de blog, neem dan contact op met Elisabeth Boiten (muskebiis@gmail.com) of Peter Tomson (pjtomson@xs4all.nl) van de redactie.