door Peter Tomson
In de Paastijd denken velen van ons vooral aan Jezus’ lijden. Door de talloze uitvoeringen van de passiemuziek van Bach e.v.a. ontkom je daar ook niet aan. Zeker niet als je verder niet in de kerk komt en de context niet meekrijgt. Inderdaad gaat Pasen óók over Jezus’ lijden, maar de vraag is hoe je dat moet zien. Juist die vraag komt aan de orde op Jezus’ laatste avondmaal, waar wij op Witte Donderdag extra bij stilstaan.
Dit jaar doen we weer dat aan de hand van Lucas. Meer dan andere evangelisten legt Lucas er de nadruk op dat Jezus’ laatste maaltijd een Pesach-maal was, zo’n feestmaal in kleine kring waarop Joden de verlossing uit Egypte gedenken. Jezus stelde volgens Lucas zijn eigen lijden in het licht van de verlossing die op Pesach gevierd wordt.
Pesach: verlossing
De grondslag van ons Paasfeest is het joodse Pasen. Dat heet in het Hebreeuws Pesach en in het Aramees, de taal van Jezus en zijn leerlingen, Pascha. Zo gebruikt Lucas het woord in zijn Griekse tekst (2:41 en 22:15; NBV: ‘Pesach’). Pascha betekent overigens ook het ‘paaslam’, zie Exodus 12:21. Van Pascha is de naam van ons feest afgeleid: ‘Pasen’, in de oude spelling ‘Paschen’.
Op Pesach−Pascha en dus ook op Pasen is het woord waar alles om draait: ‘verlossing’. Dat woord komt in het Oude Testament vooral voor in het boek Jesaja. Vanaf hoofdstuk 40 komt daar het einde van de Babylonische ballingschap naar voren, bijvoorbeeld: ‘Breek uit in gejubel … want de Heer heeft zijn volk getroost, hij heeft Jeruzalem verlost’ (Jesaja 52:9, NBG). Bedoeld is: God verloste zijn volk uit de ballingschap, en de heilige stad uit haar verlatenheid. Zo klinkt het ook al het verhaal van de uittocht: ‘Ik ben de Heer, … ik zal jullie uit je slavenbestaan bevrijden; met opgeheven arm zal ik jullie verlossen’ (Exodus 6:6, NBV).
Vandaar dat Joden op Pesach zowel de verlossing uit de Egyptische slavernij als de verlossing uit de Babylonische ballingschap vieren, en daarom ook de verlossing uit alle verdrukking en lijden in verleden, heden en toekomst. Soms vertellen zij daar verhalen bij van lijden en bevrijding. Centraal staat op Pesach de ‘zegenspreuk van de verlossing’. Die wordt gezegd bij de tweede beker wijn, halverwege de maaltijd: ‘Gezegend zijt Gij … die ons en onze vaderen verlost hebt uit Egypte en ons deze nacht hebt doen bereiken, waarop wij ongezuurd brood en bittere kruiden eten. Doe ons evenzo … andere feesten in de toekomst bereiken, verheugd over de bouw van uw stad … dan zullen wij U een nieuw lied zingen vanwege onze verlossing…’ (Haggada van Pesach).
afbeelding: Sederavond
Pesach-Haggada, 19e eeuw, Oekraïne
Het Pascha van Jezus volgens Lucas
Wij weten niet precies hoe Pesach werd gevierd in de tijd van Jezus en zijn leerlingen. Eén detail wordt vermeld in Marcus 14:26: ze zongen na afloop ‘de lofzang’. Misschien was dat Psalm 113 tot en met 118, zoals nog steeds gedaan wordt; daarin speelt de uittocht uit Egypte en de vreugde na verlossing en bevrijding een grote rol. Dit detail vermeldt Lucas niet. Lucas benadrukt de context (22:7-20).
Eerst vertelt hij dat de ‘dag van de ongezuurde broden’ aanbreekt, waarop het pascha, het paaslam, gegeten wordt. Dan stuurt Jezus Petrus en Johannes erop uit om het pascha te bereiden, ‘zodat we het kunnen eten.’ Op zijn aanwijzing krijgen ze van iemand te horen waar ‘de meester met zijn leerlingen het pascha kan eten’, en dan bereiden ze het pascha – het lijkt wel of Lucas dat woord extra vaak gebruikt.
Dan breekt het uur aan (NBV: dan ‘is het zover’), ze gaan aanliggen en Jezus zegt: ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pascha met jullie te eten vóór de tijd van mijn lijden, want ik zeg jullie: Ik zal het nimmer meer eten voordat het zijn vervulling vindt in het Koninkrijk van God.’ Hij neemt een beker, zegt de zegenspreuk, en zegt: ‘Neem deze beker en geef hem aan elkaar door, want ik zal vanaf nu nimmer meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot het Koninkrijk van God komt.’
Het Koninkrijk, dat is de tijd van de verlossing. Lucas vertelt dat Jezus daarover heeft voorgelezen uit Jesaja 61: ‘Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken…’ (Lucas 4:18).
lijden en verlossing
Tot tweemaal toe laat Lucas Jezus dus zeggen dat hij nu met volle overtuiging het Pesachmaal wil eten en drinken met zijn leerlingen, vóórdat hij moet lijden, en dat hij het eet en drinkt met het oog op Gods komende Rijk van verlossing. Hij zet zijn lijden, dat er ook aan komt, in het kader van de verlossing, en voor hem is dat nu al samengevat in het Pesachmaal.
Zoiets lezen wij ook bij Paulus, bij wie Lucas volgens oude tradities in de leer was geweest. Paulus herinnert eraan dat wij, net als Jezus, God aanroepen als Abba, Hebreeuws voor ‘Vader’: ‘Wij zijn erfgenamen van God, mede-erfgenamen met Christus: wij delen in zijn lijden om te delen in zijn heerlijkheid. Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de heerlijkheid die in de toekomst over ons openbaar zal worden. De schepping ziet reikhalzend uit naar het openbaar worden van Gods kinderen’ (Romeinen 8:17-19).
Vragen? Opmerkingen? Hou ze niet voor je!
Reageer op pjtomson@xs4all.nl.