door Peter Tomson
We zitten in een Lucas-jaar en lezen ook in deze veertigdagentijd zondag aan zondag uit het evangelie naar Lucas, ook in de Paasdiensten. Lucas is veel minder bekend dan Matteüs en Johannes, misschien ook wel minder dan Marcus. Jammer. Want Lucas heeft bijzondere eigenschappen, juist ook in de gedeelten die in de veertig dagen en in de Paasdiensten aan de orde komen. In dit stukje, het eerste van vier, gaat het over het bijzondere van Lucas als geheel.
kenmerken van Lucas
Lucas begint en eindigt in Jeruzalem. Het begint in Jeruzalem met Zacharias en Elisabeth, vrome Joden en de ouders van Johannes de Doper. En het eindigt in Jeruzalem met de leerlingen die achterblijven terwijl Jezus van ze is heengegaan. Steeds speelt de tempel een belangrijke rol: ook Jozef en Maria komen er met hun kindje, en als Jezus twaalf is gaan ze weer – op het Paasfeest, zoals elk jaar. Ook zij worden door Lucas geschilderd als toegewijde Joden: ze vervulden in Jeruzalem en in de tempel ‘alles overeenkomstig de Tora van de Heer’ (Lucas 2:39, 41).
Deze gerichtheid op Jeruzalem en op het Joodse leven van de hoofdpersonen vind je niet in de andere evangeliën. Matteüs en Johannes leggen de nadruk eerder op botsingen met de Farizeeën of de Joden. Ook in Johannes gaat het wel vaak over het Paasfeest, maar dat heet daar ‘het Paasfeest van de Joden’ met een duidelijk gevoel van afstand. Daar is veel over te zeggen, maar dat moet een andere keer. Nu is belangrijk dat Lucas juist nabijheid tot het Jodendom laat zien.
‘Hij richtte zijn aangezicht naar Jeruzalem’
Lucas benoemt de gerichtheid op Jeruzalem ook expliciet. Halverwege het evangelie gaat Jezus op weg naar Jeruzalem. De NBG vertaalt: ‘En het geschiedde, toen de dagen van zijn opneming in vervulling gingen, dat hij zijn aangezicht richtte om naar Jeruzalem te reizen’ (Lucas 9:51). Dat is niet zomaar ‘vastberaden op weg gaan’, zoals de NBV vertaalt, maar doen zoals de profeet Ezechiël: ‘Het woord van de Heer kwam tot mij: Mensenkind, richt je aangezicht naar Jeruzalem, laat je woorden stromen tegen de heiligdommen, profeteer tegen het land van Israël’ (Ezechiël 21:1/7).
Rembrandt van Rhijn, De barmhartige Samaritaan
Vanaf dat moment is Jezus onderwijzend, predikend en genezend op weg naar Jeruzalem. Men noemt dit het ‘reisverhaal’ in Lucas. Opvallend is dat onderweg enkele Farizeeën hem komen waarschuwen: Herodes Antipas wil hem doden. Farizeeën die Jezus’ leven willen redden, dat hoor je in de andere evangeliën niet! Jezus’ antwoord klinkt raadselachtig, hij zegt onder meer: ‘Het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem’ (Lucas 13:33). Jezus is een profeet, die zijn leven inzet voor de boodschap die hij moet brengen.
de mooiste gelijkenissen
Onderweg vertelt Jezus zijn mooiste en meest geliefde gelijkenissen: de Barmhartige Samaritaan, wiens menselijkheid ten voorbeeld wordt gesteld aan de vrome priester en leviet (10:25-37); en de Verloren Zoon, die na zijn erfdeel te hebben verkwist haast niet naar zijn vader durft terug te keren maar bij aankomst merkt dat deze al die tijd al naar hem had uitgezien (15:11-24).
Maar ook horen we onbekende en een beetje vreemde gelijkenissen: de slimme rentmeester die zijn heer bedriegt om bij zijn vrienden te kunnen schuilen voor de afrekening die komen gaat; en de rijke man en de arme Lazarus, van wie de eerste in de hel terechtkomt en de tweede aan Abrahams boezem mag aanliggen (16:1-9; 16:19-31).
Bijzonder – en alleen bij Lucas – zijn ook de verhalen van de vrome Farizeeër tegenover de schuldbewuste tollenaar (18:9-14) en de oppertollenaar Zacheüs, die Jezus’ komst aangrijpt om zijn leven te beteren, de helft van zijn bezit aan de armen schenkt en wat hij ten onrechte heeft geïnd viervoudig vergoedt.
tranen om Jeruzalem
Als Jezus uiteindelijk in de buurt van de stad komt, vertelt Lucas dat hij in tranen uitbarst: ‘Toen hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende hij over haar’ (19:41). Jezus is ten diepste verbonden met de heilige stad en haar bewoners, en het onheil dat hij voorziet, vervult hem met droefheid. Het gaat een heel ander Paasfeest worden dan alle eerdere Paasfeesten.