maandag 12 maart 2018
Broden en vissen
Evangelielezing: Johannes 6,1-15
Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea, of van Tiberias Een grote menigte mensen volgde hem, omdat ze gezien hadden welke tekenen hij bij zieken deed. Jezus ging de berg op, en ging daar zitten met zijn leerlingen. Pasen was
dichtbij, het Joodse feest. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat een grote menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ Hij vroeg dat om hem op de proef te stellen, want zelf wist hij wat hij zou gaan doen.
Filippus antwoordde: ‘Voor tweehonderd denarie brood zou niet genoeg zijn om iedereen een stukje te geven.’ Een van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: ‘Er is hier een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’ Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan aanliggen.’ Er was veel gras op die plek, en er gingen ongeveer vijfduizend mannen aanliggen. Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder degenen die aanlagen, zo ook van de vis, zo veel ze wilden. Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven brokken, zodat er niets verloren gaat.’ Ze verzamelden ze en ze vulden twaalf manden met de brokken van de vijf gerstebroden die overgebleven waren toen ze gegeten hadden.
Motet: Toen de mensen dan zagen – Willem Vogel (*1920)
Toen de mensen dan zagen het teken dat Jezus
deed, zeiden zij: Deze is in waarheid de profeet die
tot de wereld komt.
Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.
Nieuwe Bijbelvertaling, gewijzigd
Jalien Winter, student aan de kunstacademie